Verslag 19 september Boerenbondsmuseum
Met als bonus het heerlijke weer, is een groep van 28 leden op excursie geweest naar het Boerenbondsmuseum in Gemert, een half uurtje rijden van Gennep. We werden getrakteerd op koffie/thee met gebak om daarna met twee gidsen op stap te gaan.
Pater Van den Elsen heeft een grote rol gespeeld in het leven van vele boeren in zijn geboortestreek Noordoost-Brabant. Als goed lerende boerenzoon bezocht hij de Latijnse school in Gemert en sloot hij zich aan bij de Norbertijnen van de abdij van Berne in Heeswijk. Hij was zeer begaan met de leefomstandigheden en het ondernemerschap van de boeren. Zo was hij betrokken bij de oprichting van diverse coöperaties, zoals de Noordbrabantsche Christelijke Boerenbond (nu ZLTO) en medeoprichter van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank (nu Rabobank).
Zijn geboortehuis, een langgevelboerderij, is de start geweest van het museum. In een langgevelboerderij liggen alle functies naast elkaar, van woonhuis naar stal en opslag. In de ‘goej kaomer’ was de bedstee altijd voor hem als hij thuis was. Bijzonder detail: in deze kamer stonden ook altijd de fietsen, die regelmatig netjes gepoetst werden. In de ‘d’n Herd’ is een bedstee met een bak eronder waarin de aardappelen werden bewaard, zodat ze niet konden bevriezen. Bij de ingang ligt de keuken en de kelder, waar al het voedsel ingemaakt werd bewaard. In de opslag staan de wagens, type kiepkar, met voorop een biggenmand.
Tekst van de website:
het Boerenbondmuseum. Dit openluchtmuseum, gelegen in de buurtschap Pandelaar bij Gemert, is gevestigd in het geboortehuis van pater Gerlacus van den Elsen (1853-1925). Pater Van den Elsen is de grondlegger van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (nu Z.L.T.O.) en van vele boerencoöperaties in de provincie. In het museum is een permanente tentoonstelling te zien die niet alleen het leven van pater Van den Elsen belicht, maar vooral ook het leven binnen de coöperaties van de Noord-Brabantse boeren rond 1900. Bezoekers krijgen een goed beeld van het harde bestaan en de karige levensomstandigheden van die tijd. Onder leiding van een gids kunt u diverse historische gebouwen bezoeken, waaronder een smidse met travalje (hoefstal), een dorpscafé, een klompenmakerij, een wevershuisje en verschillende boerderijgebouwen. Het museum ademt als het ware de sfeer van ruim een eeuw geleden op het Brabantse boerenland.
Als de biggen rond de 20 kg wogen, werden ze verkocht op de markt in Helmond of Den Bosch. Er staat ook een dorsmachine, die met een as door de muur heen werd aangedreven door een paard dat rondjes liep om de as te laten draaien.
De boeren in deze streek waren vaak zelfvoorzienend. Zo hadden ze vee, maar ook land, een boomgaard en een moestuin. De mest van zowel het vee als de bewoners werd gebruikt op het land om de gewassen beter te laten groeien en meer opbrengst te leveren. Ook het museum is zelfvoorzienend met vee, een eigen moestuin, boomgaard en grond voor mais, uitgevoerd door ongeveer 250 vrijwilligers.
Vanuit het eerste huis is de rest van het museum gebouwd. Er is een school, bakhuis (elke drie weken wordt hier nog brood gebakken), boomstamzagerij, klompenfabriek, veldkapel, ambachtshuisjes, boterfabriek, smederij, café, winkeltje en meer.
De boterfabriek is ontstaan door de slechte kwaliteit van de boter per boerderij. Was er melk, dan was er niemand om te karnen, of de melk was van slechte kwaliteit. Daarom is een coöperatieve zuivelfabriek opgericht met een vaste kracht die dagelijks boter en karnemelk maakte van goede kwaliteit, zodat deze tegen een goede prijs verkocht konden worden. Later kwam daar kaas bij, maar de melk van de koeien uit deze streek was daar minder geschikt voor. Dus werd er voornamelijk boter gemaakt.
Het plattelandsschooltje bestaat uit twee lokalen, waarvan één als leslokaal is ingericht en het andere lokaal de collectie Brabantse kleding met de verzamelde poffers en mutsen door mevrouw Fien van Berlo-Braks. De school komt uit Milheeze en was uniek omdat het een gemengde school was. Meisjes en jongens kregen hier tegelijk les.
Het wevershuisje is verbonden met Gemert. Ooit waren er in Gemert 150 huishoudens actief met het weven van tafellakens en theedoeken, zo’n zeven meter per dag. De man stond achter het weefgetouw en de vrouw en kinderen zorgden voor het spinnen en het vullen van de spoelen.
De ambachten in het museum worden nog regelmatig uitgevoerd, zoals weven, spinnen, manden vlechten (wilgen uit de Biesbosch), smeden van hoefijzers en sierwerken, klompen snijden uit Canadese populier of wilgenhout. Met de hand konden er vier klompen per dag worden gemaakt, met de machine uit Frankrijk konden er zeker twintig per dag worden gemaakt. Ook liggen er ‘smokkel’ klompen in de vensterbank. Deze werden gebruikt om boter te smokkelen. Je liep vooruit, maar de hak en het hielprofiel waren omgedraaid, waardoor het leek dat je achteruitliep. Hierdoor volgde de douane het spoor in de verkeerde richting.
Op het terrein staat ook een replica van een destructiebedrijf. Medewerkers van dit bedrijf onderhouden wekelijks de geschonken machines en het laboratorium. Erg interessant is de puzzel van de koe en het varken waarbij je een link moet maken tussen het deel van het beest en wat er van gemaakt wordt, zoals de darmen voor de worsten, de gelei uit de botten voor de gummisnoepjes en Heparine (een bloedverdunner) uit het darmslijm van een varken.
Met dank aan de gidsen, de horeca en andere vrijwilligers hebben we genoten van een zeer educatieve en boeiende middag in het Boerenbondsmuseum. (Elsemiek Mengelberg)